De Geschiedenis van het Roken

Tabak werd waarschijnlijk voor het eerst gebruikt door de oorspronkelijke inwoners van Amerika. Lang voordat slimme zakenjongens er een miljardenindustrie van maakten, maakte het onderdeel uit van de cultuur van de Maya's (rond het jaar 500). Het verbouwen en roken van tabaksbladeren diende voor rituelen. Ironisch genoeg meenden de Maya’s dat er ook een genezende werking vanuit ging.

De Eerste Rokers:
Wanneer in de 15e eeuw Christoffel Columbus voet aan wal zet, neemt hij twee Spanjaarden, Rodrigo de Jerez en Luis de Torres, mee. Vooral ‘De Jerez’ vond dat roken van gedroogde opgerolde kruiden een interessant gezicht, en terug in Spanje liep hij ostentatief op straat te roken. Hoewel hem de twijfelachtige eer ten deel valt Europa’s eerste roker te zijn, werd hij prompt opgepakt op verdenking van tovenarij. Het duurde zeven jaar voordat hij zijn onschuld kon bewijzen en werd vrijgelaten.Tabak wordt in de Engelse literatuur voor het eerst genoemd in Edmund Spensers gedicht The Faerie Queene. In dat en in andere werken wordt tabak omschreven als een wondermiddel, een geheimzinnig kruid dat ziek­ten kon genezen. Volgens de autoriteiten in die tijd kon tabak zelfs de pest voorko­men! Sindsdien is roken zich over de wereld gaan verspreiden. Tot het begin van de 20e eeuw waren vooral de sigaar en pijp in zwang onder de mensen uit de betere stand. Aangezien roken vroeger hielp de aristocratie van een nog welvarender imago te voorzien, werd de aantrekkingskracht van het spul al snel enorm. In Frankrijk kreeg tabak de naam nicotiane, naar de ambassadeur Jean Nicot die het bij de Franse aristocraten introduceerde.

Van Populariteitswinst tot Rookparadijs:
Later werd vooral de sigaret populair; voor de massaproductie ervan is de sinds de industriële revolutie gegroeide tabaksindustrie verantwoordelijk. De tabaksgigant James Buchanan Duke vond laat in de 19e eeuw de sigarettendraaimachine uit. Tot ca. 1975 beleefde het roken een opmars in allerlei facetten van het openbare leven (bioscopen, bussen, trams, treinen). Kortom de wereld werd een RookParadijs. In 1945 was het een normaal en vriendschappelijk gebaar om een 14-jarige jongen een 'cigaret' aan te bieden met de vraag ‘rook jij al?’ Tot in de jaren '80 stond bij kapper en schoonheidssalon een glaasje sigaretten op tafel. Op lagere en middelbare scholen stonden leraren rokend voor de klas; op sommige scholen in het hoger onderwijs rookten ook de studenten tijdens de colleges. Hoogwaardigheidsbekleders lieten zich al rokend interviewen, door shagrokende journalisten. Ook Koningin Juliana kwam regelmatig rokend in beeld. Een rookvrije werkplek was, op kantoren, een grote uitzondering.

Van Statussymbool tot Vergif:
Het verband tussen het roken van sigaretten en longkanker werd door onderzoekers in de gezondheidszorg vooraleerst in de jaren '30 vermoedt. Statistieken wezen een enorme stijging aan in het voorkomen van de deze ‘ongebruikelijke’ ziekte. Veel mensen hadden dit in de oorlog opgelopen door het roken van in krantenpapier gedraaide shagjes. Omstreeks 1950 werd door Sir Richard Doll het verband tussen roken en longkanker aangetoond. In heel Europa kwam op de verpakking van rookwaren de waarschuwing te staan, dat roken de gezondheid schaadt. De waarschuwingen werden in de loop der jaren steeds explicieter en indringender. Reclame voor tabak werd, stapje voor stapje, verboden. Het roken in bijna alle vliegtuigen werd in de jaren '90 verboden; enkele jaren later volgde een rookverbod in het Nederlandse openbaar vervoer. Begin 21e eeuw mag tabak in Nederland en België niet meer worden verkocht aan personen onder de 16 jaar, heeft elke werknemer recht op een rookvrije werkplek en zijn alle openbare gebouwen rookvrij.